De of het cursusdag?
De cursusdag
Is het de of het cursusdag
In de Nederlandse taal gebruiken wij de cursusdag.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: the course
Deutsch: der kurs | Bekijk of het der of die der kurs is.
Français: cours | Bekijk of het Le o La cours is.
Jou of jouw: jouw cursusdag
Buigings-e:
Mooi of mooie cursusdag
Groot of grote cursusdag
Half of halve cursusdag
Grappig of grappige cursusdag
Leeg of lege cursusdag
leuk of leuke cursusdag
Vet of vette cursusdag
Snel of snelle cursusdag
Wit of witte cursusdag
Klein of kleine cursusdag
Rood of rode cursusdag
Dik of dikke cursusdag
Oud of oude cursusdag
Goed of goede cursusdag
Wat rijmt er op cursusdag
Elk of elke: Elke cursusdag
Aanwijzend voornaamwoord: Die cursusdag
Bezittelijk voornaamwoord: Onze cursusdag
Wat rijmt er op cursusdag
Buigings-e:
Mooi of mooie cursusdag
Groot of grote cursusdag
Half of halve cursusdag
Grappig of grappige cursusdag
Leeg of lege cursusdag
leuk of leuke cursusdag
Vet of vette cursusdag
Snel of snelle cursusdag
Wit of witte cursusdag
Klein of kleine cursusdag
Rood of rode cursusdag
Dik of dikke cursusdag
Oud of oude cursusdag
Goed of goede cursusdag
Wat rijmt er op cursusdag
Elk of elke: Elke cursusdag
Aanwijzend voornaamwoord: Die cursusdag
Bezittelijk voornaamwoord: Onze cursusdag
Wat rijmt er op cursusdag
Oefening van de dag
