De of het emittent?
Het emittent
Is het de of het emittent
In de Nederlandse taal gebruiken wij het emittent.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: issuer
Deutsch: Aussteller | Bekijk of het der of die Aussteller is.
Français: émetteur | Bekijk of het Le o La émetteur is.
Jou of jouw: jouw emittent
Buigings-e:
Mooi of mooie emittent
Groot of grote emittent
Half of halve emittent
Grappig of grappige emittent
Leeg of lege emittent
leuk of leuke emittent
Vet of vette emittent
Snel of snelle emittent
Wit of witte emittent
Klein of kleine emittent
Rood of rode emittent
Dik of dikke emittent
Oud of oude emittent
Goed of goede emittent
Wat rijmt er op emittent
Elk of elke: Elk emittent
Aanwijzend voornaamwoord: Dat emittent
Bezittelijk voornaamwoord: Ons emittent
Wat rijmt er op emittent
remittent -
Buigings-e:
Mooi of mooie emittent
Groot of grote emittent
Half of halve emittent
Grappig of grappige emittent
Leeg of lege emittent
leuk of leuke emittent
Vet of vette emittent
Snel of snelle emittent
Wit of witte emittent
Klein of kleine emittent
Rood of rode emittent
Dik of dikke emittent
Oud of oude emittent
Goed of goede emittent
Wat rijmt er op emittent
Elk of elke: Elk emittent
Aanwijzend voornaamwoord: Dat emittent
Bezittelijk voornaamwoord: Ons emittent
Wat rijmt er op emittent
remittent -
Oefening van de dag
