De of het lessenrooster?
Het lessenrooster
Is het de of het lessenrooster
In de Nederlandse taal gebruiken wij het lessenrooster.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: timetable
Deutsch: Zeitplan | Bekijk of het der of die Zeitplan is.
Français: calendrier | Bekijk of het Le o La calendrier is.
Jou of jouw: jouw lessenrooster
Buigings-e:
Mooi of mooie lessenrooster
Groot of grote lessenrooster
Half of halve lessenrooster
Grappig of grappige lessenrooster
Leeg of lege lessenrooster
leuk of leuke lessenrooster
Vet of vette lessenrooster
Snel of snelle lessenrooster
Wit of witte lessenrooster
Klein of kleine lessenrooster
Rood of rode lessenrooster
Dik of dikke lessenrooster
Oud of oude lessenrooster
Goed of goede lessenrooster
Wat rijmt er op lessenrooster
Elk of elke: Elk lessenrooster
Aanwijzend voornaamwoord: Dat lessenrooster
Bezittelijk voornaamwoord: Ons lessenrooster
Wat rijmt er op lessenrooster
Buigings-e:
Mooi of mooie lessenrooster
Groot of grote lessenrooster
Half of halve lessenrooster
Grappig of grappige lessenrooster
Leeg of lege lessenrooster
leuk of leuke lessenrooster
Vet of vette lessenrooster
Snel of snelle lessenrooster
Wit of witte lessenrooster
Klein of kleine lessenrooster
Rood of rode lessenrooster
Dik of dikke lessenrooster
Oud of oude lessenrooster
Goed of goede lessenrooster
Wat rijmt er op lessenrooster
Elk of elke: Elk lessenrooster
Aanwijzend voornaamwoord: Dat lessenrooster
Bezittelijk voornaamwoord: Ons lessenrooster
Wat rijmt er op lessenrooster
Oefening van de dag