De of het medepleger?
Het medepleger
Is het de of het medepleger
In de Nederlandse taal gebruiken wij het medepleger.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: accomplice
Deutsch: Komplize | Bekijk of het der of die Komplize is.
Français: complice | Bekijk of het Le o La complice is.
Jou of jouw: jouw medepleger
Buigings-e:
Mooi of mooie medepleger
Groot of grote medepleger
Half of halve medepleger
Grappig of grappige medepleger
Leeg of lege medepleger
leuk of leuke medepleger
Vet of vette medepleger
Snel of snelle medepleger
Wit of witte medepleger
Klein of kleine medepleger
Rood of rode medepleger
Dik of dikke medepleger
Oud of oude medepleger
Goed of goede medepleger
Wat rijmt er op medepleger
Elk of elke: Elk medepleger
Aanwijzend voornaamwoord: Dat medepleger
Bezittelijk voornaamwoord: Ons medepleger
Wat rijmt er op medepleger
Buigings-e:
Mooi of mooie medepleger
Groot of grote medepleger
Half of halve medepleger
Grappig of grappige medepleger
Leeg of lege medepleger
leuk of leuke medepleger
Vet of vette medepleger
Snel of snelle medepleger
Wit of witte medepleger
Klein of kleine medepleger
Rood of rode medepleger
Dik of dikke medepleger
Oud of oude medepleger
Goed of goede medepleger
Wat rijmt er op medepleger
Elk of elke: Elk medepleger
Aanwijzend voornaamwoord: Dat medepleger
Bezittelijk voornaamwoord: Ons medepleger
Wat rijmt er op medepleger
Oefening van de dag
