Is het nou de of het vloer?

Soms twijfel je even over iets dat eigenlijk heel vanzelfsprekend lijkt. Zeg je nou de vloer of het vloer? Het is een klein verschil, maar toch eentje waar veel mensen even over nadenken. Dat is ook niet zo gek, want in het Nederlands zijn de regels voor lidwoorden niet altijd even duidelijk. Je hoort ze overal om je heen, maar waarom het in het ene geval de is en in het andere het, voelt soms als pure gok. Veel mensen zeggen zelfs weleens per ongeluk het vloer, omdat dat op het eerste gehoor helemaal niet vreemd klinkt. Toch is dat niet juist. Het correcte lidwoord is de vloer. Dat heeft te maken met hoe het woord grammaticaal wordt ingedeeld, en daar zijn gelukkig duidelijke regels voor. Zodra je die kent, weet je precies waarom de vloer klopt en het vloer niet.

Waarom het de vloer is

In het Nederlands heeft elk zelfstandig naamwoord een lidwoord, de of het. Helaas is er geen regel die altijd klopt, maar er zijn wel richtlijnen die helpen. In dit geval is vloer een zogenoemd de-woord. Dat komt doordat het geen verkleinwoord is en niet tot de groep onzijdige woorden behoort. Onzijdige woorden zijn meestal woorden die eindigen op -je, zoals huisje, tafeltje of stoeltje. Zulke woorden krijgen altijd het. Woorden die niet onzijdig zijn, krijgen meestal de. Denk bijvoorbeeld aan de tafel, de stoel, de muur en dus ook de vloer. Dat geldt dus ook voor specifieke soorten vloeren, zoals een lavansteen gietvloer, die net als andere vloertypen onder de de-woorden valt. Daarom zeg je: de vloer ligt vol speelgoed of de vloer is glad.

Een handig ezelsbruggetje

Als je het lastig vindt om te onthouden welk lidwoord je moet gebruiken, helpt een simpel geheugensteuntje. Is het een verkleinwoord dat eindigt op -je? Dan gebruik je het. In bijna alle andere gevallen gebruik je de. Daarom zeg je het vloertje, maar de vloer. Zo simpel is het eigenlijk.

Waarom dit vaak verwarrend is

Het Nederlands kan soms verwarrend zijn, vooral omdat sommige woorden erg op elkaar lijken, maar toch een ander lidwoord hebben. Denk aan de zon en het licht of de boom en het gras. Dat maakt het leren van lidwoorden soms een uitdaging, ook voor mensen die de taal al goed beheersen. Gelukkig helpt het vaak om gewoon te luisteren naar wat natuurlijk klinkt. Bij vloer hoor je vanzelf dat de vloer beter klinkt dan het vloer.

Even testen

Probeer het maar eens hardop te zeggen: de vloer is net gedweild, er ligt een kleed op de vloer of de baby kruipt vrolijk over de vloer. Zodra je er het vloer van maakt, merk je dat het niet prettig klinkt. Dat is een handige manier om je taalgevoel te trainen. Als een zin raar in de oren klinkt, is dat vaak een teken dat het lidwoord niet klopt.

De vloer als taalvoorbeeld

Taal verandert voortdurend, maar de regels over lidwoorden blijven gelukkig redelijk stabiel. De vloer is een goed voorbeeld van een woord dat duidelijk in de de-categorie valt, net als de meeste woorden die iets tastbaars aanduiden. De volgende keer dat iemand twijfelt, kun je dus met een gerust hart zeggen dat het de vloer is, omdat alleen verkleinwoorden het krijgen.