De of het sportconsument?
Het sportconsument
Is het de of het sportconsument
In de Nederlandse taal gebruiken wij het sportconsument.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: sports consumers
Jou of jouw: jouw sportconsument
Buigings-e:
Mooi of mooie sportconsument
Groot of grote sportconsument
Half of halve sportconsument
Grappig of grappige sportconsument
Leeg of lege sportconsument
leuk of leuke sportconsument
Vet of vette sportconsument
Snel of snelle sportconsument
Wit of witte sportconsument
Klein of kleine sportconsument
Rood of rode sportconsument
Dik of dikke sportconsument
Oud of oude sportconsument
Goed of goede sportconsument
Wat rijmt er op sportconsument
Elk of elke: Elk sportconsument
Aanwijzend voornaamwoord: Dat sportconsument
Bezittelijk voornaamwoord: Ons sportconsument
Wat rijmt er op sportconsument
Buigings-e:
Mooi of mooie sportconsument
Groot of grote sportconsument
Half of halve sportconsument
Grappig of grappige sportconsument
Leeg of lege sportconsument
leuk of leuke sportconsument
Vet of vette sportconsument
Snel of snelle sportconsument
Wit of witte sportconsument
Klein of kleine sportconsument
Rood of rode sportconsument
Dik of dikke sportconsument
Oud of oude sportconsument
Goed of goede sportconsument
Wat rijmt er op sportconsument
Elk of elke: Elk sportconsument
Aanwijzend voornaamwoord: Dat sportconsument
Bezittelijk voornaamwoord: Ons sportconsument
Wat rijmt er op sportconsument
Oefening van de dag
