De of het stiksel?
Het stiksel
Is het de of het stiksel
In de Nederlandse taal gebruiken wij het stiksel.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: stitching
Deutsch: Nähen | Bekijk of het der of die Nähen is.
Français: piqûre | Bekijk of het Le o La piqûre is.
Jou of jouw: jouw stiksel
Buigings-e:
Mooi of mooie stiksel
Groot of grote stiksel
Half of halve stiksel
Grappig of grappige stiksel
Leeg of lege stiksel
leuk of leuke stiksel
Vet of vette stiksel
Snel of snelle stiksel
Wit of witte stiksel
Klein of kleine stiksel
Rood of rode stiksel
Dik of dikke stiksel
Oud of oude stiksel
Goed of goede stiksel
Wat rijmt er op stiksel
Elk of elke: Elk stiksel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat stiksel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons stiksel
Wat rijmt er op stiksel
sierstiksel - zigzagstiksel - sierstiksel -
Buigings-e:
Mooi of mooie stiksel
Groot of grote stiksel
Half of halve stiksel
Grappig of grappige stiksel
Leeg of lege stiksel
leuk of leuke stiksel
Vet of vette stiksel
Snel of snelle stiksel
Wit of witte stiksel
Klein of kleine stiksel
Rood of rode stiksel
Dik of dikke stiksel
Oud of oude stiksel
Goed of goede stiksel
Wat rijmt er op stiksel
Elk of elke: Elk stiksel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat stiksel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons stiksel
Wat rijmt er op stiksel
sierstiksel - zigzagstiksel - sierstiksel -
Oefening van de dag