De of het toeristen?
De toeristen
Is het de of het toeristen
In de Nederlandse taal gebruiken wij de toeristen.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: tourists
Deutsch: Touristen | Bekijk of het der of die Touristen is.
Français: les touristes | Bekijk of het Le o La les touristes is.
Jou of jouw: jouw toeristen
Buigings-e:
Mooi of mooie toeristen
Groot of grote toeristen
Half of halve toeristen
Grappig of grappige toeristen
Leeg of lege toeristen
leuk of leuke toeristen
Vet of vette toeristen
Snel of snelle toeristen
Wit of witte toeristen
Klein of kleine toeristen
Rood of rode toeristen
Dik of dikke toeristen
Oud of oude toeristen
Goed of goede toeristen
Wat rijmt er op toeristen
Elk of elke: Elke toeristen
Aanwijzend voornaamwoord: Die toeristen
Bezittelijk voornaamwoord: Onze toeristen
Wat rijmt er op toeristen
Buigings-e:
Mooi of mooie toeristen
Groot of grote toeristen
Half of halve toeristen
Grappig of grappige toeristen
Leeg of lege toeristen
leuk of leuke toeristen
Vet of vette toeristen
Snel of snelle toeristen
Wit of witte toeristen
Klein of kleine toeristen
Rood of rode toeristen
Dik of dikke toeristen
Oud of oude toeristen
Goed of goede toeristen
Wat rijmt er op toeristen
Elk of elke: Elke toeristen
Aanwijzend voornaamwoord: Die toeristen
Bezittelijk voornaamwoord: Onze toeristen
Wat rijmt er op toeristen
Oefening van de dag