De of het aangiftetermijn?
De aangiftetermijn
Is het de of het aangiftetermijn
In de Nederlandse taal gebruiken wij de aangiftetermijn.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: declaration period
Deutsch: Berichtszeitraum | Bekijk of het der of die Berichtszeitraum is.
Français: période de déclaration | Bekijk of het Le o La période de déclaration is.
Jou of jouw: jouw aangiftetermijn
Buigings-e:
Mooi of mooie aangiftetermijn
Groot of grote aangiftetermijn
Half of halve aangiftetermijn
Grappig of grappige aangiftetermijn
Leeg of lege aangiftetermijn
leuk of leuke aangiftetermijn
Vet of vette aangiftetermijn
Snel of snelle aangiftetermijn
Wit of witte aangiftetermijn
Klein of kleine aangiftetermijn
Rood of rode aangiftetermijn
Dik of dikke aangiftetermijn
Oud of oude aangiftetermijn
Goed of goede aangiftetermijn
Wat rijmt er op aangiftetermijn
Elk of elke: Elke aangiftetermijn
Aanwijzend voornaamwoord: Die aangiftetermijn
Bezittelijk voornaamwoord: Onze aangiftetermijn
Wat rijmt er op aangiftetermijn
Buigings-e:
Mooi of mooie aangiftetermijn
Groot of grote aangiftetermijn
Half of halve aangiftetermijn
Grappig of grappige aangiftetermijn
Leeg of lege aangiftetermijn
leuk of leuke aangiftetermijn
Vet of vette aangiftetermijn
Snel of snelle aangiftetermijn
Wit of witte aangiftetermijn
Klein of kleine aangiftetermijn
Rood of rode aangiftetermijn
Dik of dikke aangiftetermijn
Oud of oude aangiftetermijn
Goed of goede aangiftetermijn
Wat rijmt er op aangiftetermijn
Elk of elke: Elke aangiftetermijn
Aanwijzend voornaamwoord: Die aangiftetermijn
Bezittelijk voornaamwoord: Onze aangiftetermijn
Wat rijmt er op aangiftetermijn
Oefening van de dag