De of het cumuleren?
Het cumuleren
Is het de of het cumuleren
In de Nederlandse taal gebruiken wij het cumuleren.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: cumulate
Deutsch: kumulieren | Bekijk of het der of die kumulieren is.
Français: accumuler | Bekijk of het Le o La accumuler is.
Jou of jouw: jouw cumuleren
Buigings-e:
Mooi of mooie cumuleren
Groot of grote cumuleren
Half of halve cumuleren
Grappig of grappige cumuleren
Leeg of lege cumuleren
leuk of leuke cumuleren
Vet of vette cumuleren
Snel of snelle cumuleren
Wit of witte cumuleren
Klein of kleine cumuleren
Rood of rode cumuleren
Dik of dikke cumuleren
Oud of oude cumuleren
Goed of goede cumuleren
Wat rijmt er op cumuleren
Elk of elke: Elk cumuleren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat cumuleren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons cumuleren
Wat rijmt er op cumuleren
accumuleren -
Buigings-e:
Mooi of mooie cumuleren
Groot of grote cumuleren
Half of halve cumuleren
Grappig of grappige cumuleren
Leeg of lege cumuleren
leuk of leuke cumuleren
Vet of vette cumuleren
Snel of snelle cumuleren
Wit of witte cumuleren
Klein of kleine cumuleren
Rood of rode cumuleren
Dik of dikke cumuleren
Oud of oude cumuleren
Goed of goede cumuleren
Wat rijmt er op cumuleren
Elk of elke: Elk cumuleren
Aanwijzend voornaamwoord: Dat cumuleren
Bezittelijk voornaamwoord: Ons cumuleren
Wat rijmt er op cumuleren
accumuleren -
Oefening van de dag



