De of het leerlleerling?
De leerlleerling
Is het de of het leerlleerling
In de Nederlandse taal gebruiken wij de leerlleerling.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: apprentice
Jou of jouw: jouw leerlleerling
Buigings-e:
Mooi of mooie leerlleerling
Groot of grote leerlleerling
Half of halve leerlleerling
Grappig of grappige leerlleerling
Leeg of lege leerlleerling
leuk of leuke leerlleerling
Vet of vette leerlleerling
Snel of snelle leerlleerling
Wit of witte leerlleerling
Klein of kleine leerlleerling
Rood of rode leerlleerling
Dik of dikke leerlleerling
Oud of oude leerlleerling
Goed of goede leerlleerling
Wat rijmt er op leerlleerling
Elk of elke: Elke leerlleerling
Aanwijzend voornaamwoord: Die leerlleerling
Bezittelijk voornaamwoord: Onze leerlleerling
Wat rijmt er op leerlleerling
Buigings-e:
Mooi of mooie leerlleerling
Groot of grote leerlleerling
Half of halve leerlleerling
Grappig of grappige leerlleerling
Leeg of lege leerlleerling
leuk of leuke leerlleerling
Vet of vette leerlleerling
Snel of snelle leerlleerling
Wit of witte leerlleerling
Klein of kleine leerlleerling
Rood of rode leerlleerling
Dik of dikke leerlleerling
Oud of oude leerlleerling
Goed of goede leerlleerling
Wat rijmt er op leerlleerling
Elk of elke: Elke leerlleerling
Aanwijzend voornaamwoord: Die leerlleerling
Bezittelijk voornaamwoord: Onze leerlleerling
Wat rijmt er op leerlleerling
Oefening van de dag