De of het oogsttijdstip?
Het oogsttijdstip
Is het de of het oogsttijdstip
In de Nederlandse taal gebruiken wij het oogsttijdstip.
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: harvest time
Deutsch: Erntezeit | Bekijk of het der of die Erntezeit is.
Français: moment de la récolte | Bekijk of het Le o La moment de la récolte is.
Jou of jouw: jouw oogsttijdstip
Buigings-e:
Mooi of mooie oogsttijdstip
Groot of grote oogsttijdstip
Half of halve oogsttijdstip
Grappig of grappige oogsttijdstip
Leeg of lege oogsttijdstip
leuk of leuke oogsttijdstip
Vet of vette oogsttijdstip
Snel of snelle oogsttijdstip
Wit of witte oogsttijdstip
Klein of kleine oogsttijdstip
Rood of rode oogsttijdstip
Dik of dikke oogsttijdstip
Oud of oude oogsttijdstip
Goed of goede oogsttijdstip
Wat rijmt er op oogsttijdstip
Elk of elke: Elk oogsttijdstip
Aanwijzend voornaamwoord: Dat oogsttijdstip
Bezittelijk voornaamwoord: Ons oogsttijdstip
Wat rijmt er op oogsttijdstip
Buigings-e:
Mooi of mooie oogsttijdstip
Groot of grote oogsttijdstip
Half of halve oogsttijdstip
Grappig of grappige oogsttijdstip
Leeg of lege oogsttijdstip
leuk of leuke oogsttijdstip
Vet of vette oogsttijdstip
Snel of snelle oogsttijdstip
Wit of witte oogsttijdstip
Klein of kleine oogsttijdstip
Rood of rode oogsttijdstip
Dik of dikke oogsttijdstip
Oud of oude oogsttijdstip
Goed of goede oogsttijdstip
Wat rijmt er op oogsttijdstip
Elk of elke: Elk oogsttijdstip
Aanwijzend voornaamwoord: Dat oogsttijdstip
Bezittelijk voornaamwoord: Ons oogsttijdstip
Wat rijmt er op oogsttijdstip
Oefening van de dag



