De of het schorsingsaanhangsel?
Het schorsingsaanhangsel
Is het de of het schorsingsaanhangsel
In de Nederlandse taal gebruiken wij het schorsingsaanhangsel.
Thanks!
Fout!
Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: Suspension attachment
Jou of jouw: jouw schorsingsaanhangsel
Buigings-e:
Mooi of mooie schorsingsaanhangsel
Groot of grote schorsingsaanhangsel
Half of halve schorsingsaanhangsel
Grappig of grappige schorsingsaanhangsel
Leeg of lege schorsingsaanhangsel
leuk of leuke schorsingsaanhangsel
Vet of vette schorsingsaanhangsel
Snel of snelle schorsingsaanhangsel
Wit of witte schorsingsaanhangsel
Klein of kleine schorsingsaanhangsel
Rood of rode schorsingsaanhangsel
Dik of dikke schorsingsaanhangsel
Oud of oude schorsingsaanhangsel
Goed of goede schorsingsaanhangsel
Wat rijmt er op schorsingsaanhangsel
Elk of elke: Elk schorsingsaanhangsel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat schorsingsaanhangsel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons schorsingsaanhangsel
Wat rijmt er op schorsingsaanhangsel
Buigings-e:
Mooi of mooie schorsingsaanhangsel
Groot of grote schorsingsaanhangsel
Half of halve schorsingsaanhangsel
Grappig of grappige schorsingsaanhangsel
Leeg of lege schorsingsaanhangsel
leuk of leuke schorsingsaanhangsel
Vet of vette schorsingsaanhangsel
Snel of snelle schorsingsaanhangsel
Wit of witte schorsingsaanhangsel
Klein of kleine schorsingsaanhangsel
Rood of rode schorsingsaanhangsel
Dik of dikke schorsingsaanhangsel
Oud of oude schorsingsaanhangsel
Goed of goede schorsingsaanhangsel
Wat rijmt er op schorsingsaanhangsel
Elk of elke: Elk schorsingsaanhangsel
Aanwijzend voornaamwoord: Dat schorsingsaanhangsel
Bezittelijk voornaamwoord: Ons schorsingsaanhangsel
Wat rijmt er op schorsingsaanhangsel
Oefening van de dag
