De of het zelfvertrouwen?
Het zelfvertrouwen
Is het de of het zelfvertrouwen
In de Nederlandse taal gebruiken wij het zelfvertrouwen.

Elke dag een e-mail ontvangen met de oefening?
English: self-confidence
Deutsch: Selbstwertgefühl | Bekijk of het der of die Selbstwertgefühl is.
Français: estime de soi | Bekijk of het Le o La estime de soi is.
Jou of jouw: jouw zelfvertrouwen
Buigings-e:
Mooi of mooie zelfvertrouwen
Groot of grote zelfvertrouwen
Half of halve zelfvertrouwen
Grappig of grappige zelfvertrouwen
Leeg of lege zelfvertrouwen
leuk of leuke zelfvertrouwen
Vet of vette zelfvertrouwen
Snel of snelle zelfvertrouwen
Wit of witte zelfvertrouwen
Klein of kleine zelfvertrouwen
Rood of rode zelfvertrouwen
Dik of dikke zelfvertrouwen
Oud of oude zelfvertrouwen
Goed of goede zelfvertrouwen
Wat rijmt er op zelfvertrouwen
Elk of elke: Elk zelfvertrouwen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat zelfvertrouwen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons zelfvertrouwen
Wat rijmt er op zelfvertrouwen
Buigings-e:
Mooi of mooie zelfvertrouwen
Groot of grote zelfvertrouwen
Half of halve zelfvertrouwen
Grappig of grappige zelfvertrouwen
Leeg of lege zelfvertrouwen
leuk of leuke zelfvertrouwen
Vet of vette zelfvertrouwen
Snel of snelle zelfvertrouwen
Wit of witte zelfvertrouwen
Klein of kleine zelfvertrouwen
Rood of rode zelfvertrouwen
Dik of dikke zelfvertrouwen
Oud of oude zelfvertrouwen
Goed of goede zelfvertrouwen
Wat rijmt er op zelfvertrouwen
Elk of elke: Elk zelfvertrouwen
Aanwijzend voornaamwoord: Dat zelfvertrouwen
Bezittelijk voornaamwoord: Ons zelfvertrouwen
Wat rijmt er op zelfvertrouwen
Oefening van de dag